Als je van orgaanvlees houdt, kun je in Frankrijk je hart ophalen.
Voor de minder avontuurlijke eters: deze blog wordt even slikken.
Letterlijk.
Want hier verdwijnt geen lichaamsdeel.
Van kop tot staart: alles ligt bij de slager.
Tong.
Lever.
Nieren.
Poten.
Hersenen.
Darmen.
Nu is dit mij allemaal niet vreemd, want ik groeide op met niertjes.
Mijn moeder maakte ze, of lever met uitjes.
En tong — het verborgen juweel van de koe, noemde ze dat.
Ik groeide op in een tijd van slogans als:
‘Melk is goed voor elk.’
‘Een ei hoort erbij.’
Vlees eten was normaal.
Niemand, echt niemand, vroeg zich af hoe de koe heette.
Maar dat is veranderd.
De slager van nu verkoopt alleen nog spier.
De rest verdween samen met de zondagse bloemetjesschorten.
Maar hier dus niet.
Frankrijk houdt van z’n beesten — dood of levend.
Ze eren het dier door alles te gebruiken.
Vlees eten is hier geen taboe.
Spiervlees kost rond de zestien euro per kilo.
In Nederland?
Eenentwintig.
Maar hier gaat het niet om de prijs.
Het gaat om alles wat de koe geeft.
De kop-tot-staarttraditie leeft hier nog.
Niet alleen spier.
Het hele dier wordt geëerd.
Kijk naar de worsten bij de slager in de supermarkt.
Bak na bak in alle kleuren.
Vers.
Niks geen voorverpakte merken van Jumbo of Plus.
Maar wat er precies in zit?
Daar heb ik ook geen idee van.
Ze liggen daar onbedekt, met prachtige namen:
Chipolata, Saucisse de Toulouse, Saucisse de Morteau, Boudin blanc, Boudin noir.
Frankrijk heeft, net als Nederland, een Partij voor de Dieren.
Maar impact?
Nul komma nul.
Op het platteland zie je geen sociale transformatie zoals in Nederland.
Dieren zijn hier iets anders.
Ze heten vee.
Varkens.
Koeien.
Kippen.
Geen huisdieren.
Niet beschermd tegen uitbuiting.
Wie hier woont,
leert respect voor de hele keten.
Voor het gemak waarmee alles wordt gegeten.
Voor de chaos in een bak worsten.
Voor de geur, de kleuren, de namen waar je geen touw aan vast kunt knopen.
Hier lijkt vlees eten volkomen normaal.
Taboe? Non. Hooguit een traditie.
Tong,lever,nieren
