Vakantie

Vier jaar Zuid-Frankrijk.
En nog altijd dat lichte vakantiegevoel.
Permanent.
En het wonderlijke is: het slijt niet.
Niet omdat ik niets doe.
Integendeel.
Rond de mas met haar enorme lap grond is er altijd wel iets te doen.
Mijn zomergarderobe mag dan nog niet opgeborgen zijn.
Voor bomen en struiken gelden andere regels.
Tijd om de bladeren van paden en terrassen te vegen.
Zodat er straks met de regen geen bruine smurrie ontstaat.
Ook nog even het onkruid wieden.
Want die ettertjes blijven altijd terugkomen.
Goten leegmaken vóór de regen valt.
Groene aanslag afkrabben.
Zwijnen verjagen.
Het houdt je bezig tot in lengte van dagen.
Sterk en stram tegelijk ben ik.
En toch voelt het niet als werk.
Misschien omdat er geen druk is.
Geen maandag-ik-begin-echt-vandaag-onzin.
Geen vrijdagmiddag-met-hèhè-gevoel meer.
Nooit meer een automatische mail die laat weten dat ik er niet ben.
Vroeger ging ik eropuit om nieuwe energie op te doen.
Nu gebeurt dat hier dagelijks terwijl ik bezig ben.
Het universum lijkt opnieuw gerangschikt.
De volgorde van mijn dagen is veranderd.
Hout halen voelt niet meer als een karwei.
Maar als een gewoonte.
Onkruid wieden is niet opruimen.
Maar ruimte creëren.
Buiten én in mijn hoofd.
Soms trek ik meer los dan ik van plan was.
Soms groeit er nóg meer terug.
Ik lees niet meer alleen in vakanties.
Ik lees omdat ik zin heb.
Ik reis niet om te ontsnappen.
Ik ga naar Arles om geraakt te worden door Van Gogh.
Door het licht dat de stad goud kleurt en hem nieuwe energie gaf.
Het onderscheid tussen vakantie en het dagelijks leven is vervaagd.
Misschien is dit het geheim van het leven op je vierenzestigste.
Dat je vanzelf in een rustiger tempo terechtkomt.
En dat er niets meer is dat je opjaagt.
Vrij zijn ván.
Vrij zijn tót.
Vrij zijn vóór.
Misschien ís dat vakantie.