Wij hier, zij daar

Emigreren klinkt als een avontuur.
Mensen zeggen dingen als: wat een lef.
Of: wat een uitzicht.
Of, de klassieker: wat een rust.
Zuid-Frankrijk, lavendel, olijfboom.
Instagramwaardig, zeggen we dan.
Maar dat is de buitenkant.
Van binnen: Dochters die niet om de hoek wonen.
Oudste op Saba.
Jongste in Amsterdam.
Ze hebben hun leven.
Wij het onze.
Samenleven is iets anders.
Afstemmen is een project.
Tijdzones, vluchten, agenda’s, overstappen, koffers.
En als alles dan klopt — dan is het zomer.
Zijn ze er.
Lang.
Dat is het voordeel van afstand: je ziet elkaar met reden.
Geen haastige koffie, maar dagen.
Langzaam.
Koken.
Eten.
Zitten.
Luisteren.
Lachen.
En nu is het zover, zijn ze er.
In de Cévennen.
Net zoals vroeger.
Toen ze nog met z’n drieën op de achterbank pasten.
Met de derde fille erbij.
Officieel vriendin.
Maar zij hoort bij ons.
Vroeger: zwembad, boeken, verbrande schouders, slippers kwijt.
Kokhalzen van een vissenkop.
Nu zijn het vrouwen.
Met banen.
Agenda’s.
Discussies bij het aanrecht.
Deze week glijden we terug:
zwembad, boek, en wereldproblemen bij een glas wijn.
Koken zij de forel en aardappelgratin.
Man en ik hoeven alleen maar bij te schenken.
En ik weet het…
Ze gaan weer.
Dit is namelijk emigreren.
Weten dat mensen komen.
En weer gaan.
Opnieuw zal ik maandag roepen:
Bye bye. Love you.
En opnieuw zal het steken.